Op deze pagina hebben we informatie verzameld rondom de verschillende vormen van trombose. Onze bronnen zijn onder andere de Trombosestichting, Cyberpoli en Harteraad. Mis je nog informatie of zie je dat we ergens een fout hebben gemaakt? Stuur ons dan een e-mail naar info@tromboseoverlevers.nl
Bij trombose zit er een bloedprop in jouw bloedvat, waardoor het verstopt kan raken. Als trombose in de ader zit, wordt het ook wel veneuze of diep veneuze trombose (DVT) genoemd.
Bron: Cyberpoli
Bij een trombosearm zijn de klachten niet altijd even duidelijk, maar het kan zijn dat je een dikke, pijnlijke en/of verkleurde arm hebt. Ook kun je een zwaar of moe gevoel hebben en kan het aanvoelen alsof de huid strak staat. Het is ook mogelijk dat je een witte of koude huid hebt bij jouw arm.
Bij een trombosebeen kan er een snelle zwelling van jouw been ontstaan. Ook bij deze vorm van trombose kun je een zwaar of pijnlijk gevoel hebben en last hebben van verkleuring. Zo kan jouw been rood of blauw worden. Daarnaast is het ook mogelijk dat je last hebt van een warm of heet been. De huid kan strakgespannen aanvoelen, er glanzend uitzien en de aderen kunnen zichtbaar opgezet zijn. Het is mogelijk dat je pijn hebt bij het lopen, maar dat dit minder wordt als je staat.
Bron: Cyberpoli
Het komt niet vaak voor, maar soms krijgen kinderen ook trombose. In Nederland gebeurt dit ongeveer bij 350 kinderen per jaar. De meeste van deze groep zijn te vroeg of pasgeboren baby’s en jongeren in de puberteit.
Bron: Cyberpoli
Ja, het is mogelijk dat je na jouw trombosebeen of -arm klachten blijft houden.
Bij kinderen gebeurt dit in ongeveer 25% van de gevallen en bij volwassenen tussen de 20-50%.
In onze aderen zitten klepjes die ervoor zorgen dat ons bloed goed door het lichaam wordt gepompt. Dit zorgt er bijvoorbeeld voor dat het bloed niet blijft hangen bij onze tenen als wij staan, maar dat het ook gewoon doorgepompt kan blijven worden naar ons hart. Dit is belangrijk, want het zorgt ervoor dat alles in jouw lichaam goed functioneert, omdat het bloed nodig heeft.
Als de klepjes in jouw benen zijn beschadigd na een trombosebeen of -arm, dan heet dit het ‘Posttrombotisch Syndroom’ (PTS). Dit betekent eigenlijk dat jij sommige klachten van jouw trombose blijft houden, maar dat er geen bloedprop meer in jouw aderen zit. Dat je klachten blijft houden, komt dus puur doordat jouw klepjes in de bloedvaten óf beschadigd óf kapot zijn.
Bron: Cyberpoli
Trombosebeen
Als je een trombosebeen hebt gehad, kan jouw been pijn blijven doen. Dit kan vooral ontstaan als je een stuk hebt gelopen. Het dragen van een steunkous helpt om deze pijn te verlichten, omdat het ervoor zorgt dat het bloed door de extra druk van de kous beter doorgepompt kan worden.
Het is ook mogelijk dat jouw been jeukt, tintelt of vermoeid/zwaar aanvoelt. ‘Veneuze claudicatio’ is het gespannen gevoel in jouw been met soms heftige ‘barstende’ pijn als je een poos hebt gelopen.
Ook kan er vanalles te zien zijn. Jouw been kan bijvoorbeeld verkleuringen hebben of dun en glanzend zijn. Ook kan er vocht ophopen (oedeem). Jouw been wordt meestal dikker aan het einde van de dag bij vochtophoping. Met de benen omhoog (het liefst hoger van jouw hart) kan goed helpen tegen de pijn en/of vochtophoping naast het dragen van kousen.
Trombosearm
Na een trombosearm kan jouw arm dikker blijven. Ook kun je het gevoel hebben dat het heel zwaar aanvoelt. Daarnaast is het mogelijk dat je spataderen of collateralen krijgt op jouw borst en/of schouders. Collateralen zijn nieuwe verbindingen tussen bloedvaten. Als het bloed niet door de verstopte ader heen kan, kan het via de nieuwe terugstromen naar het hart.
Algemeen
De klachten na trombose zijn bij jongere kinderen vaak minder erg dan bij volwassenen en pubers.
Opmerking vanuit Tromboseoverlevers: Let er wel goed op dat jouw steunkous goed is aangemeten. Het kan soms zijn dat je dit een paar keer moet laten doen, voordat het helemaal goed zit. Anders kan het alleen maar meer pijn doen. Het opmeten van een steunkous doe je bijvoorbeeld bij ‘OIM Orthopedie’.
De HEMA heeft ook compressiekousen (in één maat) die enige verlichting bieden, maar maatwerk is absoluut van belang, dus ga vooral met jouw klachten naar de arts en draag desnoods tijdelijk de compressiekousen/steunkousen van de HEMA!
Bron: Cyberpoli en Trombosestichting
Op dit moment is er nog niet een gouden standaard om PTS vast te stellen. De arts werkt met een van de zes verschillende scoringssystemen. Villalta-scoresysteem is de meest gebruikte in dde praktijk.
Pijn, kramp en jeuk vallen onder subjectieve criteria. Oedeem (vochtophoping), hyperpigmentatie en roodheid valt onder objectieve criteria.
De totaalscore helpt de arts bij het besluit of er sprake is van PTS en hoe ernstig het is. Het is echter wel zo dat niet alle artsen gebruikmaken van een scoresysteem.
PTS valt niet te genezen en wordt gezien als een chronische aandoening. Soms is operatief ingrijpen mogelijk. Steunkousen (ook wel elastische compressiekousen genoemd) is de meest ingezette behandeling samen met antistolling ná het vaststellen van trombose om PTS te voorkomen. Is PTS eenmaal vastgesteld, wordt ook aangeraden om de kousen (levenslang) te dragen, omdat ze ervoor zorgen dat er een verbeterde stroomsnelheid van het bloed is. Dit leidt tot een afname van oedeem (vochtophoping) en een hogere efficiëntie van de kuitspierpomp.
Opmerking vanuit Tromboseoverlevers: Bij twijfel altijd een second opinion aanvragen. Het gaat om jouw gezondheid, dus als jij twijfelt of de arts het bij het rechte eind heeft: altijd een tweede keer laten onderzoeken. Artsen zijn ook maar mensen en kunnen ook fouten maken.
Bron: Trombosestichting
Dat is mogelijk via Trombosestichting Nederland. Je kunt geld doneren aan de stichting voor onderzoek naar PTS. Vernieuwend onderzoek kan leiden naat hét geneesmiddel dat PTS kan voorkomen.
Op dit moment werkt Dr. Arina ten Cate-Hoek aan een remedie tegen PTS.
Opmerking vanuit Tromboseoverlevers: In het kader van transparantie willen wij graag delen dat wij op dit moment géén samenwerking met Trombosestichting Nederland hebben. Dit betekent dat deze informatie over donatie vanuit onszelf komt. Tromboseoverlevers is een vrijwillig initiatief en heeft geen (betaalde) samenwerkingen.
Door: Trombosestichting
Ja, maar dat ligt aan de oorzaak van de trombose die je eerder hebt gehad.
Als je wilt weten hoe groot de kans bij jou is, dan moet je dit bespreken met jouw arts – bij voorkeur de specialist in het ziekenhuis.
Bij idiopatische trombose (waarbij de oorzaak niet is vastgesteld) en bij een stollingsafwijking zoals antitrombine-, proteïne C- of proteïne S-deficiëntie is de kans op herhaling wat groter. Vaak word je langer behandeld met bloedverdunners om het risico op herhaling te verminderen.
Meisjes en vrouwen die trombose door de anticonceptiepil hebben gehad, wordt het gebruik van de combinatiepil afgeraden. Dit komt omdat er oestrogenen in deze pillen zitten, waardoor de kans op herhaling groter is. Bepaalde vormen van anticonceptie zijn wél veilig. Het is belangrijk om te overleggen met jouw arts wat je het beste kunt doen in jouw situatie.
Over het algemeen is het heel belangrijk om gezond te weten, voldoende te bewegen en niet te roken om te voorkomen dat je een nieuwe trombose krijgt.
Toevoeging vanuit Tromboseoverlevers: vanuit jouw basispkket bij de zorgverzekering worden drie behandelingen met een diëtist vergoed over het algemeen (vraag vooral even na bij jouw zorgverzekering of dit ook bij jou zo is). Je kunt bij een diëtist langsgaan om te kijken hoe je in jouw situatie het meest gezond kunt eten.
Voldoende bewegen betekent niet dat je iedere dag moet sporten, zoals hardlopen of fitness. Het betekent vooral dat je regelmatig opstaat en een stuk loopt. Denk bijvoorbeeld aan ieder uur even naar de wc, koffieautomaat of klaslokaal lopen. Natuurlijk is sporten altijd goed, maar begin vooral met regelmatig een stukje lopen/wandelen.
Bron: Cyberpoli
Het May-Thurner syndroom is een zeldzame aandoening en komt met name voor bij vrouwen tussen de 30 en 50 jaar. Het wordt ook wel iliacaspoor, bekkenspoor of veneus compressiesyndroom genoemd. Bij het laatste wordt de ader geheel of gedeeltelijk dichtgedrukt.
Bij het syndroom ligt meestal de linker bekkenader ingeklemd tussen de rechterbekkenslagader en de wervelkolom.
Hierdoor is er sprake van vernauwing en neemt de druk in het linkerbeen toe, want het bloed kan niet snel genoeg doorstromen. Daardoor kan er vochtophoping (oedeem) ontstaan in het linkerbeen en beneuze claudicatio (heftige pijn en een gespannen gevoel in het been tijdens het lopen).
De afwijking verhoogt de kans op trombose. Wil je weten hoe groot de kans is? Bespreek dit dan met jouw behandelend specialist.
Het May-Thurner syndroom is te behandelen door middel van dotteren en het plaatsen van een stent.
Als je het May-Thurner syndroom hebt, dan is de kans op het posttrombostisch syndroom (PTS) groter.
Bron: Trombosestichting
Tromboseoverlevers is in gesprek geweest met Dr. Erik Klok van LUMC. Het artikel is hier te lezen.
Bij een longembolie raakt de ader of slagader verstopt in de longen. Er stroomt dan minder bloed naar de elen van de long die achter de bloedprop liggen. Hierdoor kan het achterste deel van jouw longen geen zuurstof opnemen uit de lucht die je inademt.
Hoe hoger in de vertakking de longembolie zit, hoe groter het deel van de longen is dat geen zuurstof krijgt. Als de verstopping in de longslagader groot is, dan ontstaat er een tekort aan zuurstof en krijg je het benauwd. Jouw hart moet dan veel moeite doen om voldoende bloed door de longen te kunnen blijven pompen.
Bron: Longfonds
De klachten die je krijgt bij een longembolie, hangen af van een aantal dingen. Bijvoorbeeld hoe groot de embolie is, of je verder gezond bent en waar de prop in de longen zit.
De meest voorkomende klacht is een benauwd gevoel. Daarnaast kun je pijn op de borst hebben bij het ademhalen en moeten hoesten, waar soms bloed bij kan zitten. Ook kun je een versnelde ademhaling en een verhoogde hartslag hebben. Zweten, een licht gevoel hebben in het hoofd en een zwakkere hartslag hebben, kunnen ook symptomen zijn van trombose.
Door: Longfonds
Jaarlijks krijgen 10.000 tot 12.500 mensen in Nederland een longembolie. Hoewel deze groep een antistollingsbehandeling krijgt, blijft de helft van de mensen langdurig benauwd en fysiek beperkt.
Dat komt, omdat een longembolie aanslag doet op de functie van het hart en de longen. De longen kunnen namelijk minder zuurstof opnemen, waardoor het hart meer moeite moet doen om de zuurstof rond te pompen. Dit kan vervolgens weer leiden tot kortademigheid.
Door dit alles kan er de angst ontstaan om weer te gaan bewegen. Hierdoor kunnen patiënten in een vicieuze cirkel komen van weinig tot geen beweging en hierdoor vervolgens een slechtere conditie krijgen. Dit heet het post-longembolie syndroom (PLS).
PLS kan leiden tot een lagere kwaliteit van leven. Dit wordt verergert doordat een deel van de patiënten maatschappelijk geïsoleerd raakt, depressief wordt of arbeidsongeschikt raakt. Dit wordt deconditionering genoemd.
Als er eenmaal PLS is ontwikkeld, dan is de huidige behandeling hiervoor een intensieve behandeling in een revalidatiecentrum om de conditie te verbeteren en het dagelijks leven weer te kunnen oppakken.
Door: Trombosestichting
Een klein deel van de patiënten die na hun longembolie PLS hebben ontwikkeld, krijgen chronische trombo-embolische pulmonale hypertensie (CTEPH). Dit wordt ook wel pulmonale hypertensie (PH) genoemd.
Dit is een ernstige complicatie van het post-longembolie syndroom en komt bij 0,4 tot 4 procent van de mensen voor.
Door de longembolie verstopt een stolsel een of meerdere bloedvaten in de longen. Normaalgesproken lossen antistollingsmiddelen het stolsel op, maar dit lukt niet altijd. Als er meerdere vaten geblokkeerd of vernauwd blijven, dan heeft het bloed minder de ruimte om door de longen te stromen. Hierdoor stijgt de bloeddruk in de longslagaders en kunnen er klachten zoals benauwdheid en heftige vermoeidheid optreden. Onbehandeld kan PH leiden tot hartfalen.
Door: Trombosestichting
Bij een ruiterembolie is er sprake van een dubbele longembolie. Dit betekent dat er in beide longen een bloedprop aanwezig is, waardoor de grote slagaders in beide longen opeens volledig afsluiten.
De naam ‘ruiterembolie’ komt van de zadelvormige bloedprop die er wordt gevormd tijdens deze vorm van longembolie.
Bij een ruiterembolie treedt er een circulatiestilstand op. Dit betekent dat er geen bloed rondgepompt kan worden. Dit kan ervoor zorgen dat er een hartstilstand ontstaat. Binnen enkele seconden kan de persoon buiten bewustzijn raken, omdat er geen zuurstof meer wordt rondgepompt. In vele gevallen is een ruiterembolie dan ook dodelijk.
Door: Trombosestichting
Een longinfarct en een longembolie lijken op elkaar. Het verschil is dat er bij een longembolie een bloedvat in de longen wordt afgesloten, waardoor er vervolgens te weinig zuurstof in het bloed komt en er als gevolg een longinfarct kan ontstaan.
Bij een longinfarct sterft een deel van het longweefsel af door tekort aan zuurstof. Dit gebeurt bij ongeveer 1 op de 10 mensen met een longembolie.
Gemiddeld krijgen ongeveer 1.000 mensen in Nederland per jaar een longinfarct.
Door: Trombosestichting
Het vaststellen van een longembolie is vaak lastig. Eerst zal de arts vragen stellen om te achterhalen wat de mogelijke oorzaken kunnen zijn van de symptomen. Daarna wordt er onderzoek gedaan, zoals het luisteren met een stethoscoop naar de longen.
Er kunnen nog meer testen worden gedaan, zoals bloedonderzoek. Hiermee wordt er gekeken naar het zuurstofgehalte in het bloed en wordt de D-dimeer test gedaan. Daarmee wordt er naar de stolling van jouw bloed gekeken.
Ook kan er een röntgenfoto worden gemaakt om andere (long)ziekten uit te sluiten. Met een echo bekijkt de arts de bloedoorstroming in jouw benen.
Met een scan, meestal een CT-scan, wordt er naar de bloeddoorstroming in jouw longen gekekn. Met een ECG (hartfilmpje) naar de activiteit van het hart.
Door: Longfonds
Het is onduidelijk hoeveel mensen in Nederland een longembolie hebben (gehad). Bij 2,6 op de 1.000 mensen denkt een arts aan een longembolie. Uit onderzoek blijkt gemiddeld 1 op de 4 daarvan ook echt een longembolie te hebben. Dit komt dus neer op 10.000 tot 12.500 mensen per jaar.
Door: Longfonds
Op dit moment helpt het alleen om een langdurige en dure behandeling in een revalidatiecentrum te ondergaan om jouw conditie bij PLS weer te verbeteren en het dagelijks leven te kunnen oppakken. Dit blijkt uit onderzoek van LUMC.
De Trombosestichting en de artsen van de vakgroep ‘Trombose en Hemostase’ in LUMC zijn er van overtuigd dat PLS voorkomen kan worden bij veel patiënten door meteen na de diagnose sterk te motiveren om lichamelijk actief te worden en fit te blijven. Op deze manier kan volgens hen voorkomen worden dat zij na een longembolie structureel uitvallen en langdurige klinische revalidatie nodig hebben.
Door: Trombosestichting
Bij sinustrombose zit er een bloedprop in de hersenen. Deze blokkeert de afvoerende bloedvaten of aderen in het voorste deel van de hersenen.
Deze vorm van trombose komt met name bij jonge mensen voor die voorheen vaak gewoon gezond waren. Vooral jonge vrouwen worden getroffen. De gemiddelde leeftijd is 36 jaar. Dit valt te verklaren omdat er in deze groep bepaalde risicofactoren voorkomen, zoals pilgebruik en zwangerschap.
Bron: Trombosestichting
De meest voorkomende klacht bij sinustrombose is een snel opkomende hevige hoofdpijn. Daarnaast kun je ook last hebben van epileptische aanvallen en moeite hebben met het bewegen van jouw armen en/of benen. Ook kun je moeite krijgen met het praten en een scheve mond hebben. Dubbelzien en bewustzijn verliezen kunnen ook tot de klachten horen. In zeldzame gevallen raakt iemand in coma.
Door: Cyberpoli
In een acute fase van sinustrombose wordt je eerst behandeld met heparines of laagmoleculair gewichtsheparines. Daarna met antistollingsmiddelen (bloedverdunners).
Als er complicaties zijn geweest zoals epilepsie, dan worden deze afzonderlijk behandeld.
Op dit moment herstellen 8 op de 10 patiënten die een sinustrombose hebben gehad volledig door de behandeling. Dat betkeent dat zij geen beperkingen meer in het dagelijks leven hebben.
Bron: Trombosestichting
Bij Niet-Aangeboren Hersenletel (NAH) is er schade aan de hersenen. Deze schade is ná de geboorte ontstaan.
In Nederland krijgen ongeveer 140.000 mensen per jaar NAH. NAH kan op allerlei manieren ontstaan, zo ook door trombose in de hersenen.
Door: Handicap
Via deze link kom je op een platform voor mensen met NAH.
Bij een hartinfarct (ook wel hartaanval genoemd) krijgt het hart niet genoeg bloed en zuurstof, omdat het plotseling verstopt raakt.
Normaalgesproken krijgt het hart dit van speciale slagaders die rond het hart lopen. Bij een hartinfarct zit een kransslagader dicht door slagaderverkalking. Het hart werkt hierdoor niet goed, omdat het niet genoeg bloed en zuurstof krijgt.
Door: Hartstichting
De meest voorkomende klacht van een hartinfarct is een drukkende pijn op de borst, alsof iemand een band om jouw borst snoert. Vaak gaat dit gevoel gepaard met uitstralende pijn naar de armen, schouderbladen, kaak, hals of maagstreek. Ook kun je gaan zweten en overgeven.
Minder duidelijke symptomen kunnen zijn: kortademigheid, extreme vermoeidheid, snelle ademhaling, duizeligheid en een onrustig/angstig gevoel. Deze laatste symptomen komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.
Door: Hartstichting
De behandeling van een hartinfarct begint soms al in de ambulance, bijvoorbeeld al met medicijnen zodat een dotterbehandeling in het ziekenhuis zo snel mogelijk kan beginnen.
Bij een dotterbehandeling maakt de arts het verstopte bloedvat weer open. Meestal wordt er ook een stent geplaatst tijdens de operatie. Deze voorkomt dat het bloedvat weer dicht gaat zitten.
Als de kransslagader erg of helemaal dicht zit, dan kan een bypassoperatie een optie zijn. Hierbij maakt de arts een omleiding om de verstopping heen. Via de omleiding kan er weer voldoende bloed bij de hartspier terecht komen. Een bypassoperatie is een openhartoperatie.
Twee tot vier weken na de behandeling begin je met hartrevalidatie.
Door: Hartstichting
Na een hartinfact is een deel van jouw hart beschadigd. Het verschilt per persoon hoe goed het hart zich weer herstelt en wat de gevolgen zijn. Sommige gevolgen zijn blijvend.
Meteen na het infarct is het hart flink van slag en kunnen er hartritmestoornissen ontstaan. Er kan een hartstilstand optreden. Op de hartbewaking in het ziekenhuis wordt je goed in de gaten gehoud, zodat de arts direct in kan grijpen bij gevaarlijke ritmestoornissen. Sommige ritmestoornissen, zoals boezemfibrilleren, gaan in die eerste fase vanzelf over en zijn niet levensbedreigend.
Bron: Hartstichting
Bij een darminfarct worden de bloedvaten die verantwoordelijk zijn voor bloedvoorziening van de dikke en de dunne darm ernstig vernauwd. Ook kan het voorkomen dat de ader volledig afgesloten is.
Als dit gebeurt, dan is een groot deel van de darmen in gevaar. Zo kan het ervoor zorgen dat een gedeelte van de darmen afsterft. Dat wordt een darminfarct genoemd.
Bron: Trombosestichting
Vaak ontstaan de bloedstolsels bij een darminfarct in de slagaders van de darmen. Het kan ook zijn dat de stolsels ergens anders zijn ontstaan en met het bloed naar de darmen werden meegevoerd. Als dit zo is, dan komen de bloedstolsels vooral uit het hart, bijvoorbeeld bij boezemfibrilleren.
Bron: Trombosestichting
Vaak worden de klachten bij een darminfarct pas laat ontdekt. Onbehandeld is er echter een hoge kans om eraan te overlijden.
Een beginnend darminfarct is vaak te herkennen aan hevige buikpijn die meestal uitstraalt naar de rug. Daarnaast kan er ook sprake zijn van koorts, misselijkheid en braken. Ook kan er diarree ontstaan, meestal met bloed erbij.
Bij vermoeden van een darminfarct moet er altijd direct contact opgenomen worden met jouw (huis) arts of bel 112.
Bron: Trombosestichting
Harteraad heeft een brochure ontworpen met meer informatie over doorbloedingsproblemen in het maagdarmstelsel. Deze kun je hier lezen.
Bron: Harteraad
Bij een trombose in de vena porta zit er een bloedstolsel in één van de twee bloedvaten die de lever van bloed voorziet.
Dit komt heel zelden voor, maar als het voorkomt dan is het met name bij patiënten met een chronische leverziekte. Het is nog onduidelijk waarom dit zo is.
Een vena porta trombose wordt ook wel een poortadertrombose genoemd. Vaak zijn er geen symptomen en wordt het regelmatig bij toeval ontdekt. Het kan soms wel zo zijn dat het hele duidelijk (en ernstige) symptomen heeft. Bij deze groep is een behandeling noodzakelijk.
Op dit moment is het nog onduidelijk of een patiënt met deze vorm van trombose, maar zonder symptomen, altijd behandeld moet worden. Daarnaast is de optimale behandelmethode ook nog onduidelijk.
Bron: Trombosestichting
Bij een buikvene trombose zit er een bloedprop in een ader in de buikholte die zuurstofarm bloed richting het hart vervoert. Deze stolsel blokkeert het bloedvat gedeeltelijk of volledig. Meestal krijgen patiënten buikpijn hierdoor.
Buikvene trombose kan in verschillende aderen in de buikholte en organen plaatsvinden. Bij mesentriaal trombose zit het in de ader vanuit de darm naar de lever. Bij Vena lienalis trombose zit het in de ader van de milt naar de lever. Bij vena porta trombose of poortader trombose zit het stolsel in de grote ader naar de lever. Bij Budd Chiari trombose zit de bloedprop in de ader in de lever zelf.
Je kunt verschillende klachten krijgen bij buikvene trombose. Zo kun je buikpijn en koorts krijgen, maar het is ook mogelijk dat je moet overgeven en misselijk bent. Daarnaast kan er sprake zijn van vochtophoping in de buik (ascites) of leverfalen.
Als je een buikvene trombose hebt, dan wordt je behandeld met antistollingsmiddelen. Soms is het nodig om een operatie te ondergaan. De antistollingsbehandeling begint meestal, via de trombosedienst, met heparine (via een infuus of via prikken onder de huid) gevolgd door een vitamine K antagonist (cumarine).
Bron: Trombosestichting
Poortadertrombose is de meest voorkomende vorm van buikvene trombose. Jaarlijks krijgen 4-21 op de 100.000 mensen deze trombose. Bij mesenteriaal trombose is dit jaarlijks ongeveer 3 op de 100.000 mensen.
Trombose in een van de afvoerende vaten van de lever is de meest zeldzame vorm van buikvene trombose. Dit komt bij 2 op de 100.00 mensen per jaar voor.
Bron: Trombosestichting
Lijntrombose is een bloedprop die je kunt krijgen als je een ‘lange lijn’ (infuus) hebt. Zo’n dunne flexibele slang wordt ook wel een centraal veneuze katheter (CVC) genoemd. In het ziekenhuis worden deze ‘lange lijnen’ gebruikt voor het geven van vocht, voeding en medicijnen.
Een infuus wordt vaak gebruikt bij te vroeg geboren of ernstig zieke kinderen. Bij pasgeboren baby’s tot drie dagen oud wordt heti nfuus meestal in een ader in de navel geplaatst. Bij oudere kinderen in een groter bloedvast onder het sleutelbeen of in de lies.
De reden dat je een trombose kunt krijgen bij een ‘lange lijn’ komt doordat de bloedvatwand kan beschadigen bij het insteken. Ook zorgt het uiteinde van de lijn voor veranderingen in de bloedstroom. Daarnaast verandert de samenstelling van het bloed, omdat er veel suikers in de voeding kan zitten. Tot slot kunnen infecties door het geplaatste infuus een rol spelen.
Bron: Cyberpoli
Een lijntrombose komt niet vaak voor.
In Nederland krijgen ongeveer 350 baby’s en kinderen per jaar een trombose of embolie. Bij pasgeboren baby’s wordt 90% van trombose veroorzaakt door een lange lijn. Bij oudere kinderen is dit 50%.
Bron: Cyberpoli
Het hangt er vanaf waar de trombose zit of er klachten ontstaan.
Als pasgeborenen een lijntrombose krijgen door een ‘lange lijn’ in de navel in de poortader, dan kunnen er leverfalen ontstaan. De meeste stolsels zitten echter in de vena cava, dat is de ader die in jouw hart uitkomt bij de rechterboezem. Ook is het mogelijk dat het bloedstolsel aan het uiteinde van het infuus in de rechterboezem zelf zit.
Bij oudere kinderen met lijntrombose ontstaat het bloedstolsel meestal in de armen of benen. Dit gebeurt bij ongeveer vijftig procent. Bij de andere helft ontstaat er trombose in de hersenen, ookwel sinustrombose genoemd. Je kunt dan hele erge hoofdpijn krijgen, maar ook een epileptische aanval krijgen of jouw bewustzijn verliezen.
Bron: Cyberpoli
Bij oogtrombose is (een deel van) het bloedvat in het oog afgesloten. Deze vorm van trombose komt met name voor bij mensen ouder dan 50 jaar die diabetes en/of een hoge bloeddruk hebben; hart- en vaatziekten hebben; roken en/of overgewicht hebben.
Er zijn twee soorten bloedvaten in het oog. Slagaders (arteriën) voeren zuurstofrijk bloed aan. Aders (venen) voeren zuurstofarm bloed af. In beide typen bloedvaten kan er trombose ontstaan.
Bij oogtrombose raakt een ader afgesloten. Bij een ooginfarct raakt een slagader afgesloten. De klachten én de oorzaken van beide soorten verschillen.
Bron: Oogfonds
Als je oogtrombose hebt, is er een verandering van de wand van de aders. Zo kan de slagader de andere ader, die er meteen langs loopt, een beetje dichtdrukken, waardoor het bloed niet meer rustig langs de wanden kan stromen. Hierdoor ontstaat er een soort turbulentie en kan de wand beschadigen. Vervolgens kan er een afsluiting (trombose) ontstaan.
Door: Oogfonds
Als je een oogtrombose of -infarct hebt, dan gaat het zicht in één oog vaak achteruit. Dit komt doordat het netvlies niet goed functioneert. Meestal doet dit geen pijn.
Daarnaast kun je plotseling vlekken of lichtflitsen zien, ook zonder dat het zicht achteruit gaat.
Bron: Oogfonds
Als je een oogtrombose of -infarct hebt, dan gaat de oogarts kijken of je tot een bepaalde risicogroep hoort. Dit is van belang, omdat je met de juiste behandeling van een onderliggend probleem (zoals een hoge bloeddruk, diabetes, etc.) herhaling kan voorkomen.
Vervolgens kan er een van de volgende behandelingen worden ingezet. Allereerst kunnen er injecties met medicatie in de glasvochtruimte van het oog worden gegeven. Hierdoor kun je beter gaan zien en worden de vlekken verminderd. Daarnaast zal de vochtophoping op het netvlies ook verminderen. Vaak heb je meerdere injecties nodig bij deze behandeling.
Ten tweede kan je een laserbehandeling ondergaan. Dit kan zinvol zijn bij afgesloten bloedvaatjes of vochtophoping in een bloedvat.
Door: Oogtrombose