Dit platform is bedoeld voor trombose overlevers, maar ook voor mensen die een embolie en/of infarct hebben gehad. Wat betekenen die begrippen eigenlijk? En wat is het verschil?
Heel concreet wordt een bloedstolsel dat op z’n plek blijft zitten een trombose genoemd en een bloedstolsel dat wordt meegevoerd een embolus. Als de embolus vervolgens weer ergens blijft hangen, wordt het een embolie genoemd.
Bij een trombose ontstaat er dus een bloedstolsel, terwijl er bij een embolie het bloedstolsel eerst ergens anders is ontstaan, voordat het werd meegevoerd en vervolgens opnieuw ergens in het lichaam bleef hangen.
Bloedstolling is overigens absoluut niet altijd een ‘probleem’: het is zelfs van levensbelang. Als je jouw vinger snijdt aan een keukenmes, gaat er een bloedvat kapot en komt er bloed uit de vinger. Door de bloedstolling stopt het bloeden snel.
Trombose
Iedereen heeft aderen die aan de oppervlakte liggen en aderen die diep onder de spieren liggen. Tussen die aderen liggen verbindende aderen. Trombose ontstaat meestal in de diepgelegen aderen of verbindende aderen. Dat heet een diep veneuze trombose (DVT).
Een trombosebeen komt het meeste voor. In dat geval is het vaak zo dat het been warm aanvoelt en roodpaars van kleur is. Ook komt het vaak voor dat de huid dan strak en glanzend is. Het is ook mogelijk om een trombosearm te krijgen. In dat geval zijn de handen en armen vaak gezwollen en heeft het geen kracht meer.
Het kan ook zijn dat er een buikvene trombose ontstaat. In dat geval zit er een bloedstolsel in de ader die vanuit de darm (mesenteriaal trombose) of milt (vena lienalis trombose) naar de lever (vena porta trombose of poortadertrombose) loopt. Het kan ook zijn dat er een bloedstolsel in de ader van de lever zelf zit (Budd Chiari trombose). Bij een buikvene trombose krijgen patiënten meestal buikpijn, maar zij kunnen ook andere klachten krijgen zoals koorts, misselijkheid, overgeven, leverfalen en/of vochtophoping in de buik.
Het is ook mogelijk dat trombose in de hersenen ontstaat. Bij cerebrale veneuze trombose (CVT) (ook wel sinustrombose genoemd) ontstaat er een bloedstolsel in de aders van de hersenen. Hierdoor kan het bloed niet goed worden afgevoerd, wat kan leiden tot vochtophoping en kleine hersenbloedingen. De klachten zijn bijna altijd hevige hoofdpijn en in de helft van de gevallen is er ook sprake van uitvalsverschijnselen. Het komt niet vaak voor en wordt zelfs zeldzaam genoemd. Als het wel gebeurd, dan is het vaak bij mensen tussen de twintig en vijftig jaar én in driekwart van de gevallen bij vrouwen.
Bij een oogtrombose zijn één of meerdere bloedvaten in het oog afgesloten door een bloedstolsel. Bij een gewone ader heet het een veneuze oogtrombose en bij een slagader heet het een arteriële oogtrombose. Deze vorm van trombose komt het vaakst voor bij ouderen die vaak een hoge bloeddruk en/of diabetes hebben. Klachten zijn vermindering aan het zicht in één oog en het plotseling ontstaan van vlekken of lichtflitsen.
Embolie
Bij een longembolie zit een bloedvat in of naar de longen verstopt. Daardoor zit er minder zuurstof in het bloed en voel je je benauwd. Het kan worden veroorzaakt door een bloedstolsel uit het been of de onderbuik dat is losgeraakt en via het bloed naar de longen is gestroomd. Maar het kan ook zo zijn dat het stolsel in de longen is ontstaan. Een longembolie is meestal goed te behandelen als het op tijd wordt ontdekt. De ernst ervan hangt af van de grootte van de embolie. Bij een grote longembolie wordt een gedeelte van de bloedsomloop geblokkeerd. Er komt dan weinig zuurstof in het bloed, waardoor er een longinfarct kan ontstaan.
Infarct
Bij een longinfarct sterft een gedeelte van het longweefsel af door een tekort aan zuurstof. Dit gebeurt bij ongeveer 1 op de 10 mensen met een longembolie. Gemiddeld krijgen 10.000 Nederlanders per jaar een longembolie.
Een darminfarct kan optreden als de bloedvaten die verantwoordelijk zijn voor de bloedvoorziening van de dikke of de dunne darm ernstig vernauwd of zelfs afgesloten zijn door een bloedstolsel. Als de bloedvaten afgesloten zijn, kan een gedeelte afsterven. Klachten zijn hevige buikpijn die vaak uitstraalt naar de rug. Het kan gepaard gaan met koorts, misselijkheid en braken. Het treedt meestal op bij ouderen.
Bij een herseninfarct krijgt een deel van de hersenen te weinig zuurstof en treden er uitvalsverschijnselen op. Als de afsluiting te lang duurt, kan er hersenweefsel afsterven. Wanneer iemand binnen 24 uur herstelt, wordt het een TIA genoemd. Als er blijvende gevolgen ontstaan, heet het een CVA. Symptomen zijn een scheve mond, verwarde spraak, duizeligheid, ernstige hoofdpijn, zichtverlies en/of een lamme arm of been.
Een hartinfarct wordt veroorzaakt doordat een bloedstolsel één van de takken van de kransslagaders van het hart helemaal afsluit. Hierdoor krijgt het deel van het hart achter de verstopping geen zuurstof. Klachten zijn pijn of een drukkend/knijpend gevoel op de borst; pijn tussen de schouderbladen; uitstralende klachten als pijn in de arm, keel of kaak; misselijkheid/braken; kortademigheid en zweten. Bij vrouwen gelden vaak andere klachten dan bij mannen. Zoal pijn in de bovenbuik/kaak/nek/schouders; pijn tussen de schouderbladen; extreme vermoeidheid; duizeligheid; onrustig gevoel; angst en snelle ademhaling.
BRONNEN: Hartstichting en Trombosestichting.